skip to Main Content
Almelo, Adastraat 1 0546 - 82 25 55 Nijverdal, Maximastraat 4 0548 – 85 50 00

Vijf gelijktijdige schenkingen onder opschortende voorwaarde vormen geen periodieke uitkering

Vijf gelijktijdige schenkingen onder opschortende voorwaarde vormen geen periodieke uitkering

02-07-2020

Auteur(s): mr. W. Verstijnen

Samenvatting

Op 7 maart 2013 zijn vijf notariële akten verleden waarin belanghebbende en zijn ouders schenkingen overeen zijn gekomen. Het bedrag is € 10.000 per keer. Vier van de vijf schenkingen bevatten de opschortende voorwaarde dat de langstlevende van de schenkers in leven is op respectievelijk 1 januari 2014, 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017. In geschil is of de schenkingen zodanig samenhangen dat ze als een periodieke uitkering moeten worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van schenking van een periodieke uitkering. Een dergelijke schenking heeft als kenmerk dat in een rechtshandeling een stamrecht wordt geschonken waarbij het aantal uit te keren termijnen afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis. Dat is hier niet het geval omdat er vijf afzonderlijke rechtshandelingen tot stand zijn gekomen. Voorts is er volgens de rechtbank geen reden voor een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie van de gebeurtenissen. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom de fiscale gevolgen niet aanvaardbaar zouden zijn, gelet op de strekking van de wet. Gelet op de wetsgeschiedenis heeft de wetgever beoogd om bij een schenking onder opschortende voorwaarde bewust af te wijken van het civielrechtelijke moment van totstandkoming van de schenking. Dit betekent dat de schenking pas tot stand komt bij vervulling van de opschortende voorwaarde. Dit maakt het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst van ondergeschikt belang. Het vrijwel gelijktijdig overeenkomen van de schenkingen leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot onaanvaardbare fiscale gevolgen.

(Beroep gegrond.)

Commentaar

Civielrechtelijk komt een schenking tot stand op het moment dat aan alle (formele) vereisten is voldaan. In de onderhavige casus betekent dit dat de vijf schenkingen onder schuldigerkenning civielrechtelijk tot stand zijn gekomen op de dag van ondertekening van de notariële akten (7 maart 2013). Sinds 1 januari 2010 kent de Successiewet 1956 (SW 1956) echter art. 1, lid 9, dat bepaalt dat voor de heffing van schenkbelasting een schenking onder opschortende voorwaarde geacht wordt tot stand te komen op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld. Voor de SW 1956 betekent dit in casu dat de onvoorwaardelijke schenking geacht wordt tot stand te komen op de dag van de schenking en de vier schenkingen onder opschortende voorwaarde op 1 januari van de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.

De inspecteur stelt dat er samenhang is tussen de verschillende schenkingen en merkt deze aan als schenking van een periodieke uitkering als bedoeld in art. 18, lid 2, SW 1956. Dit zou als gevolg hebben dat in 2013 ineens over de totale waarde van de vijf bedragen schenkbelasting zou worden geheven. De rechtbank oordeelt dat in casu sprake is van vijf verschillende rechtshandelingen en dat de wetgever met de introductie van art. 1, lid 9 bewust heeft gekozen voor het moment van de vervulling van een opschortende voorwaarde als moment van totstandkoming van een schenking. Dat art. 1, lid 9 is geïntroduceerd vanuit een internationale achtergrond, doet hieraan volgens de rechtbank niets af.

De inspecteur heeft kennelijk ook nog gesteld dat het niet aannemen van samenhang tussen deze vijf schenkingen tot misbruik zou kunnen leiden. De rechtbank acht deze stelling onvoldoende onderbouwd. Ik kan ook niet goed begrijpen welk misbruik dit dan zou moeten zijn. In mijn beleving hebben de schenkers in casu louter beoogd notariële kosten te besparen door de akten voor vijf jaren tegelijk te passeren.

Tot slot wil ik noemen dat in casu civielrechtelijk ook écht sprake was van een opschortende voorwaarde, namelijk het feit dat de begiftigde op 1 januari van de betreffende jaren nog in leven was. Als de schenkingen louter onder (opschortende) tijdsbepaling zouden zijn gedaan, dan zouden de vijf schenkingen wel allemaal in 2013 belast zijn geweest.

Voetnoten

1) mr. W. Verstijnen, Mr. W. Verstijnen is partner en belastingadviseur bij Arcagna en docent aan de Erasmus School of Law

Terug naar nieuws