skip to Main Content
Almelo, Adastraat 1 0546 - 82 25 55 Nijverdal, Maximastraat 4 0548 – 85 50 00

Twee zaken waarbij SW-bedrijfsopvolgingsregeling niet gold voor verhuuractiviteiten

Twee zaken waarbij SW-bedrijfsopvolgingsregeling niet gold voor verhuuractiviteiten

30-06-2020

Auteur(s): Redactie

Twee zaken waarbij SW-bedrijfsopvolgingsregeling niet gold voor verhuuractiviteiten

Casus 1: X heeft certificaten van aandelen in een BV geërfd. De BV houdt zich bezig met de ontwikkeling en verhuur van vastgoed. Tot het vermogen van de BV behoren ongeveer 300 objecten (2.800 verhuurbare eenheden). Het eigen vermogen van de BV bedraagt € 1 mld. Ten tijde van de verkrijging van de certificaten waren circa 42 personen in dienst van de BV.

In navolging van de rechtbank is het hof van oordeel dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit als bedoeld in art. 35b e.v. SW alleen kan worden toegepast op het vermogen van de BV voor zover dat betrekking heeft op projectontwikkeling (nieuwbouw en verbouw van panden). Voor wat betreft de onroerende zaken die door de BV worden verhuurd, overweegt het hof onder meer dat de enkele omstandigheid dat de BV een zeer omvangrijke portefeuille bezit ten aanzien waarvan een professionele organisatie is ingericht met circa 42 werknemers, op zichzelf nog niet meebrengt dat de portefeuille reeds op die grond als een materiële onderneming voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling is aan te merken. Evenmin brengt dit mee dat de voor de verhuuractiviteiten verrichte werkzaamheden als ‘arbeid-plus’ kwalificeren als bedoeld in HR 15 april 2016 (FBN 2016/24). De inspecteur heeft er terecht op gewezen dat in dit geval een vergelijking dient te worden gemaakt met de activiteiten van grote vastgoedbeleggingsorganisaties. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden betreffende de verhuuractiviteiten meer omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is en deze arbeid naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel heeft het behalen van een rendement dat hoger is dan bij normaal vermogensbeheer.

Hof Amsterdam 12 maart 2020, nr. 18/00446 (ECLI:NL:GHAMS:2020:1168, cassatie ingesteld)

Casus 2: Aan Y zijn aandelen geschonken in een BV die ongeveer 1.100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten verhuurt. De onroerende zaken zijn € 10 mln waard. De schenker en Y zijn voor 30 uur per week in loondienst bij de BV; de moeder en zus van Y voor 10 uur per week.

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van art. 35b SW niet geldt omdat Y niet aannemelijk heeft gemaakt dat de BV een materiële onderneming drijft. Dat de BV een omvangrijke vastgoedportefeuille heeft waarvoor een professionele en deskundige organisatie is ingericht die nagenoeg alle property-werkzaamheden zelf verricht en dat ter plaatse toezichthouders zijn aangesteld, brengt op zichzelf nog niet mee dat er sprake is van een materiële onderneming. Een dergelijke organisatie en werkzaamheden, waaronder een actief huurdersbeleid, zijn namelijk ook gebruikelijk voor beheerders van vastgoedbeleggingsportefeuilles met een vergelijkbare omvang. Dergelijke beheerders zullen volgens het hof ook de werkzaamheden van de BV verrichten. Dat de portefeuille wordt uitgebreid met nieuwe objecten leidt ook niet per definitie tot ondernemerschap. Volgens het hof is niet aannemelijk geworden dat de aard en de omvang van de werkzaamheden van de BV meer omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is, ook al nemen de verrichte werkzaamheden heel veel tijd in beslag. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de ‘rendements-plus’-eis (de arbeid heeft naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel het behalen van een rendement dat hoger is dan bij normaal vermogensbeheer).

Terug naar nieuws