De aflossings- en rentebetalingen op de lening van de holding aan de bank waren niet in het belang van de dochter-bv, doch dienden slechts om de aansprakelijkheid uit hoofde van de borgtochtovereenkomst van de dga te verminderen. De dga heeft zijn bestuurstaak door deze betalingen niet naar behoren vervuld en is op grond van art. 2:9 BW aansprakelijk voor de door de dochter-bv geleden schade.