Sinds 24 april jl. geldt een spoedwet die het mogelijk maakt bepaalde akten bij de notaris via elektronische communicatiemiddelen op te stellen. Over de reikwijdte van die spoedwetgeving bestaan echter grote misverstanden. De tijdelijke wet treft een aantal voorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met de uitbraak van COVID-19.
Notarissen kunnen bij bepaalde akten voor identificatie en hun zogenoemde ‘Belehrung’ gebruik maken van audiovisuele middelen. Dit kan uitsluitend in situaties waarbij geen andere mogelijkheden zijn om te komen tot een normale manier van passeren van de akte. Dat levert in de praktijk discussie op.
De wet is bovendien tijdelijk en zorgt niet voor een aanpassing van de Wet op het notarisambt (Wna). De spoedwet vervalt op 1 september 2020. Omdat niet valt uit te sluiten dat de noodzaak voor de tijdelijke voorzieningen ook na deze datum nog blijft bestaan, is een mogelijkheid opgenomen om deze termijn telkens met twee maanden te verlengen. Voor enkele onderdelen geldt terugwerkende kracht tot en met 16 maart 2020.
Ook zorgt de wet ervoor dat jaarvergaderingen van rechtspersonen tijdelijk ook op afstand kunnen plaatsvinden. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft zich ingezet om dit in de wet te krijgen.
Deze spoedregel is onderdeel van een grotere spoedwetgeving. Die heeft de lange titel ‘Wet van 22 april 2020, houdende tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid)’. De citeertitel van deze wet is: ‘Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid’. Art. 26 ziet op het verlijden van akten en luidt:
‘1.Indien partijen bij een akte en eventuele andere personen niet in persoon bij de notaris kunnen verschijnen en voor het verlijden van de akte een onderhandse volmacht niet volstaat, kan de notaris, in afwijking van artikel 102 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, voor de toepassing van artikel 43, vierde lid, van de Wet op het notarisambt, de akte verlijden met gebruikmaking van tweezijdige audiovisuele communicatiemiddelen. Hiervan maakt de notaris melding in de akte.
2.Een audiovisueel communicatiemiddel als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de eis dat het de notaris in staat stelt de identiteit van partijen bij de akte of door hen gevolmachtigde personen en eventueel andere personen vast te stellen, en dat deze personen via dat communicatiemiddel direct met de notaris kunnen communiceren.’
De wet verwijst derhalve naar art. 4:102. Dat is het artikel over uiterste willen, anders gezegd, testamenten.
Een aantal notarissen lijkt het deze spoedwetgeving ook te gebruiken voor het passeren van hypotheekakten of andere akten. Het is maar zeer de vraag of dit kan, to say the least…
Een wettelijke basis voor het passeren van een hypotheekakte middels audiovisuele middelen ziet de auteur niet in dit artikel van deze spoedwet.